Walpurgisnacht (NL) : Promo 2004

Black Metal / Netherlands
(2004 - Self-Released)
Saber más

Las palabras


1. DUYVELSRIT DEN BOCKENREYDERS

De boomen swychen deeze nacht,
Toch steeckt er door een duyst'ren cracht
Een wint op, gheen en weet van waer
En voert met sich een stem, hoort naer:

"Komt mackers, laet ons stryden ghaen,
De christensielen neederslaen.
Ghehoefd ende ghehoornd het ros,
Te vuur, te swaert, de toorn breeckt los!"

Den gront gheclieft, siet: met een sucht
Van hellenvuur ende swaevellucht
Verschijnt het leegher van den nacht,
Demoonen van der wilden yacht.

"Te samen trecken wy ten stryde,
Bende van de Bockenreyders,
Met hellenbaerd en goedendach.
Dat al die Godt eert bloeden mach!"

Door toovernie ende duyvelswerc
Verheft de horde sich in 't swerc,
De hoeven ranselen den wint.
Wee uw ghebeente, menschenkint!


2. VAN DEN DOOLENDEN RIDDER

Hoet u, reysigher, soo ghi gaet gheswint
By nacht en onty, weer en wint
Voor den ridder met het ghulden swaert.
Klinckt syn nootkreet in den verte,
Neemt dan deesen raet ter herte:
Best vervolght gh' uw wegh naer huys en haert!

Met syn bende kwam hi lang gheleeden
Naer het Braebantsch land ghereeden,
Roovent ende plund'rent in den nacht,
Maer de boeren van den Peel
Hebben die met rieck en steel,
Schop en vleegel bloedich omgebracht.

De ridder en syn schildknaep, die ontkwaemen
Vluchtent in het veen tesaemen.
Nooit syn si ten ooverkant geraekt,
Doch in 't Dolle Moer verdroncken
Waer nog immer, diep verzoncken,
't Goud blinckt dat door hen werd buytgemaekt.

Tot men vint des ridders ghulden swaert
Sal hi doolen hier op aerd.
Versticken zult ge, doet valt u ten deel,
Door meely immer verder heen
Gedreeven in het drassich veen,
Als ghi hem soeckt, de ridder van den Peel.


3. VERLOKT IS VERLOREN

De eenzame sterveling
Dwalend door de Peel
Gelokt door een kinderlijk gejank...
Een doodskreet klinkt
Als de sterveling is gegrepen
Een doodse stilte volgt...

Als hij wordt ontdaan van zijn bloed!

Roerloos ligt het ven
Als was daar niets gebeurd...
Doch ergens in dit donker diep
Staren groene ogen
Wachtend op wat komen gaat...

Groene ogen staren
Vanuit het ven zo zwart
Zwart als de nacht...
Kindergeschrei deint
Over de drassige vlakten
Galmend over beek en ven...

Verlokt is verloren!


4. MYN DIERBAER PEELLANT

't Peellant is een vreemt stuk lants,
Donker ende vael van aansicht.
Een troosteloose sfeer daer hangt;
Grimmich, droef, mistroostich.

Doch myn dierbaer droomlant van weleer,
Is thans welhaest verdweenen...

Eens was dootsch en drassich moer aldaer,
Noch begaenbaer, noch bewoonbaer.
Dicke laeghen verraderlyc veen
Stonden hier garant voor eeuwiche rust.
Maer helaes, siet aen:
Ontwaatering ende ontveening
Hebben seer aansienlyc kwaet ghedaen.
Van 't Peelmoer soo sompich, stille ende ghevreest,
Is thans haest niets meer over.

Eens was ooc woeste wijde heide aldaer.
Deese kaale, dorre ende eentooniche vlacte,
Waerop slechts hier ende daer een bleecke boom,
Stuche struyc of verlaaten ven,
Weckte onghewilt een droevich ghevoel op,
En wert dus maer ontghonnen.

't Oorspronck'lyc Peellant, my soo dierbaer,
Is voor immer teloorghegaen...


5. DEN KLUIZENAAR

In een rotshol duister en kil
Slijt een kluizenaar zijn dagen
Eenzaam, stil...

Verzwolgen door vergetelheid
Geen mens die 'm daar ooit moeit
Lang gelee voor zulks gekozen
Doch berouw nog geen moment.

Angst en afkeer van de mensen
Hun gezwets, geroddel en gejaag
Reeds als kind wist hij het zeker:
"Hier doe ik niet lang aan mee!"

Verzwolgen door vergetelheid
Geen mens die 'm daar ooit moeit
Lang gelee voor zulks gekozen
Doch berouw nog geen moment.

Eerbied voor de kluizenaar...

Afzondering was de juiste kuur
Voor een al te droef en zuur leven
Fier verdraagt hij nu zijn pijn
De pijn van hier op aard' te zijn.

Eerbied!


6. DOOD, VERDERF EN ELLENDE

Vervloekt zijn jullie allen,
Vervloekt en gedoemd te sterven.
Jullie brachten hier het christendom
En schreven ons de verbeelding toe;
Dood zullen wij nu brengen,
Dood, verderf en ellende.
Onze wraak zal komen in de nacht,
Verstikken zullen jullie in modder en veen.

Sterf!

Duivels verschijnen
Jullie (kerk)klokken verdwijnen,
Zwijgen zullen ze nu
Op de bodem van een ven.
Jullie vrezen ons
Wij hebben weer rust.

"Vervloekt dagwezens !
Sterf!
Aaargh ik zag komen!
Jullie wezens van zonlicht!
Jong rasterf!
Jullie bracht onrust!
Jullie vreest mijn!
Noemt mijn nachtgebroed!
Vervloekt mijn!
Bracht christendom!
Ik vervloekt jullie!"


7. NACHTGHEBROEDT

In het holst van de nacht,
Als de duisternis op het diepst is
En het braaf christenvolk
Reeds lang te rusten gegaan,
Dan komt het nachtgebroed tot leven.

Op woeste wijde heide
In de ban van grote hete vuren
Doet het al wat god verboden heeft,
Om vervolgens te verdwijnen
Tot de volgende nacht valt.

Niemand weet vanwaar zij komen
Noch waarheen zij dan weer gaan,
Deze doodsbleke schepsels van de nacht
Bezeten door een duivelse macht.

Niemand weet vanwaar zij komen
Noch waarheen zij dan weer gaan,
Doch komen blijven zullen zij zeker
Nimmer ophouden te bestaan.

Palabras añadidas por ankhi - Modificar estas palabras